ATW: Dag 9 - Paradise lost

Even doorbijten, 4.45 u opstaan, door het donker de berg op, op zoek naar bus of taxi. Op ‘t vliegveld via de fast-lane inchecken en rustig de tijd om even te ontbijten in de lounge. Ideaal. Aan de haven drinken we een Gold, het lokale bier, met de forse Jennifer uit Noord Californië die hier drie maanden leeft. Daar lijkt mij persoonlijk dan weer niet zoveel aan. Zo zie je maar weer, de één z’n droom, is voor de ander een drama. Vandaag een dubbele vlucht, wat een driedubbele zal blijken, naar Suvasuva, Fiji, het paradijs op aarde. In de eerste Boeing 737 heeft alleen economy, wat een luxe is vandaag, want het comfort zal steeds verder afnemen. Na drie uur, met mijn inmiddels vertrouwde keuze uit de New Zealand Air jukebox: David Guetta FMIF, komen we op Nadi aan, wat iedereen hier als Nandi uitspreekt. De hoofdstad van het eilandenrijk Fiji.

Travel light

Nadat ik mijn paraplu al bewust in Sydney had achtergelaten, pak ik hier mijn rollerskates, mijn dichte schoenen en wat boeken in, om achter te laten op het vliegveld.  Travel light. Voor het eerst moet ik mijn handbagage inchecken. ‘Very small plane, sir’. Wat gezegd wordt over de Fijians, klopt wat mij betreft nu al: echt aardige mensen. Bij het inchecken krijg ik niet 1 maar 2 boardingpassen. Het eerste vliegtuig, wat te klein is voor mijn handbagage, blijkt te groot voor Suvasuva luchthaven! We moeten dus nog een keer overstappen.

Reisschema

Ik maak me zorgen om mijn reisschema, want ik zou opgehaald worden. Hoe laat die laatste vlucht gaat, hangt van het gewicht van de passagiers af, zo wordt me verteld. Er kunnen maximaal 12 mensen in, soms 14, en anders wordt het een vlucht later. Ik reken uit dat dit mijn inmiddels 6e vlucht is deze week. Het echte Peter Stuyvesant gevoel krijg ik, als we op de startbaan via een trapje een heel basic vliegtuigje in stappen. In een uurtje vliegen we naar het andere eiland, om te landen op Labasa. De terminal is niet meer dan een keet. Nadat we allemaal op een weegschaal hebben moeten staan, lijkt het in orde. Met tien man mogen we in een nog veel kleiner vliegtuigje stappen. De piloot komt even bij ons zitten, voor de veiligheidsinstructie. Hij doet me aan Soldaat van Oranje denken en het ruikt naar kerosine. ‘The flight will take ten minutes’, besluit de piloot, waarna hij naast zijn co-piloot kruipt. Met gepast gevoel voor drama, zet het apparaat zich in beweging, om ons na tien minuten op de andere kant van het eiland af te zetten: Suvasuva. Vliegen zoals vliegen bedoeld is! Doordat het allemaal sneller ging dan gepland (en sneller dan op de boardingpassen staat), moet ik anderhalf uur wachten voor ik wordt opgehaald. Warm hier, zeg. Dan komt een taxi uit de jaren twintig voorrijden, met mijn hospita Elle. Ik schat haar tegen de 60.

Paal 4,8

De meeste van de deelnemers aan het Tony Robbins zitten in Tony’s eigen Namele resort, waar ze met zachte drang toe overgehaald zijn. Ik vond ik de 450 euro per nacht (voor een gedeelde kamer) wat gortig en heb een bed en breakfast geboekt. Elle heeft zelfs twee huizen voor me in de aanbieding, eentje naast het Tony event, en de andere wat meer bij het dorp. Ze heeft hier als native Fijienne jaren gewerkt als makelaar en is nu met pensioen. Het heeft haar nog wat extra stulpjes opgeleverd. Onderweg naar het huis naast haar eigen huis, vertelt ze me dat het al weken lang elke dag heel hard tropisch regent. Ik heb ook nog geen wit strand gezien, wel een hoop palmbomen. Ik ben blij dat ik mijn skates thuis heb gelaten, want op met de weg waarover we rijden heeft zelfs de taxi de grootste moeite. En andersom. Mijn huis, bij paal 4,8 (huizen kennen hier geen adres, 4,8 betekent: kilometer 4, rioleringspijp 8), is geweldig. Een soort negerhut van oom Tom, tegen de berg op met zicht op de pacific. Een buitendouche, een werkkamer, een keuken op de veranda en een heerlijk bed onder een grote klamboe. Alles is er, een gevulde koelkast, internet, elektriciteit. Een duik in de zee besluit ik toch niet te nemen, het wordt al bijna donker en het water ziet er niet aantrekkelijk uit. Even moet ik bijkomen: geen wit strand, dagelijkse regenbuien. En wat doet Elle’s kat die hele tijd op mijn tafel. Ik houd niet van katten. Na een uurtje staren over de oceaan, besluit ik het aanbod van Elle aan te nemen, om me het stadje te laten zien. We lopen onder het licht van maan en sterren over de vier kilometer naar het dorp. Halverwege springen we bij een local in de auto. Sowieso zijn hier vrij veel buitenlanders neergestreken in dit deel van Fiji. In de haven ook een groot aantal Oyster zeilschepen, van groot tot heel groot, die meedoen aan een rally. Ik spreek een Engelse jongen, die totaal 15 maanden de wereld aan het rondzeilen is. Hij vergezelt als crew de eigenaren van een Oyster zeilschip.

Marketing in Fiji

We eten een gezellige Enchillada, waarbij Elle, die op z’n minst een beetje wereldvreemd is, maar tegelijkertijd slim en direct, tal van verhalen uit de oude Fiji doos vertelt. Heel wat inside stories krijgen we te horen. We komen tot de conclusie dat de Fijians niet alleen goed zijn in vriendelijkheid, maar zeker ook in marketing, gelet op de gecreëerde perceptie van tropisch paradijs met witte stranden, die eigenlijk grotendeels ontbreken op dit eiland... De bus waarin we terug naar het huis kunnen meerijden, is nog van ruim voor de uitvinding van de vering, waardoor ik bijna full-time grinnikend, als in een kermisattractie, de terugweg beleef.